Gisteren rond 16.00 uur viel in het centrum van Den Haag en delen van Scheveningen de stroom uit. De storing duurde anderhalf uur en trof volgens netbeheerder Stedin 45.000 aansluitingen. De impact was groot: verkeerslichten vielen uit, trams kwamen stil te staan en meerdere ministeries werden ontruimd. Dit soort chaos laat zien dat we beter voorbereid moeten zijn op toekomstige stroomstoringen – want die gaan we vaker meemaken.
Beter voorbereiden op uitval
Door de energietransitie neemt de elektrificatie van onze samenleving in rap tempo toe, en daarmee groeit de belasting op het stroomnet. Dit is een noodzakelijke ontwikkeling om fossiele energie uit te faseren, maar het betekent ook dat we ons beter moeten voorbereiden op tijdelijke uitval.
Het elektriciteitsnet is simpelweg niet ontworpen voor de snelheid waarmee de transitie plaatsvindt. De focus moet daarom niet alleen liggen op het voorkomen van storingen – die zullen in een steeds complexer en drukker energiesysteem vaker optreden – maar vooral op het beperken van de impact en het versnellen van herstel.
Zorg voor lokale mogelijkheden
Snellere herstelmechanismen, decentrale energieopslag en lokale opwek kunnen helpen. Denk aan aggregaten, die nu bij ziekenhuizen standaard zijn, maar ook voor andere vitale infrastructuur van grote waarde kunnen zijn. Op kleinere schaal kunnen huishoudens zich voorbereiden door bijvoorbeeld altijd een opgeladen powerbank bij de hand te hebben. Cruciaal is ook dat telecomnetwerken, zoals 5G-masten, blijven functioneren tijdens een storing, zodat mensen geïnformeerd blijven.
De vraag is dus niet óf er meer stroomstoringen komen, maar hoe we er samen voor zorgen dat ze onze samenleving zo min mogelijk ontwrichten.
