De bouw van extra laadpalen voor elektrische auto’s moet drie keer sneller gaan dan nu het geval is. Dat is het terechte pleidooi van de Europese autokoepel Acea. Terwijl er steeds meer elektrische auto’s bijkomen op de Europese snelwegen, blijft de groei van infrastructuur achter.
Die discrepantie kan leiden tot serieuze vertraging van de Europese doelen om het wegverkeer te verduurzamen. Het kan zelfs in de hand werken dat consumenten toch weer liever kiezen voor auto’s die op fossiele brandstof rijden.
Hoewel er vorig jaar in 150 duizend publieke laadpunten zijn bijgekomen, is dit slechts een fractie van de benodigde 3,5 miljoen Europese laadpunten in 2030. Met de huidige groei van 150 duizend laadpunten per jaar blijven we steken op slechts 48 procent van het gestelde doel.
Hef verschillen per land op
Om de aanleg van veel meer laadpunten te realiseren, moet de overheid het bouwen ervan stimuleren met wetgeving en subsidies. De wetgeving en het stimuleringsbeleid verschillen sterk in Europa; sommige landen hebben hogere subsidies en betere regulering dan anderen. Dat zorgt voor ongelijkheden in de snelheid waarmee laadpunten worden uitgerold.
Uniforme beleidsmaatregelen op EU-niveau kunnen helpen deze verschillen te overbruggen en een meer samenhangende groei van de laadinfrastructuur te bevorderen. Ook moet de energiesector volop investeren op het vergroten van de capaciteit en de betrouwbaarheid van de laadpunten.
De auto pakken moet aantrekkelijk zijn
Daarnaast is het belangrijk om burgers te blijven voorlichten over de voordelen van elektrisch rijden. Dat kan natuurlijk alleen als er ook een betrouwbaar en uitgebreid netwerk van laadpunten is, door heel Europa. Dat maakt ook bijvoorbeeld rijden naar vakantiebestemmingen binnen Europa aantrekkelijker dan vliegen.
Als we de bouw van laadpalen in het huidige tempo doorgaat, lopen de groene ambities van Europa zeker vertraging op. Dit gaat niet alleen ten koste van tekortkomende infrastructuur, maar ook van internationale competitiviteit en milieubescherming.