In de strijd tegen congestie moeten het Rijk en provincies vaker hoogspanningslijnen accepteren in plaats van ondergrondse kabels, omdat hoogspanningslijnen sneller aan te leggen zijn en meer elektriciteit kunnen transporteren. Tevens zijn de hoogspanningslijnen vaak goedkoper dan ondergrondse kabels.
In de provincies Groningen en Zeeland wil de lokale overheid dat bestaande hoogspanningsverbindingen worden vervangen door kabels, omdat de hoogspanningsmasten niet in het landschapsbeeld passen.
Het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening III van het Rijk stelt dat het totaal aantal bovengrondse kilometers hoogspanningslijn niet mag toenemen; voor elke kilometer bovengrondse lijn die wordt gebouwd, moet er elders eenzelfde afstand onder de grond worden verplaatst. Dit kost capaciteit van schaarse middelen.
Het ‘verkabelen’ van hoogspanningsverbindingen is een complexe klus. Het verschil tussen het aanleggen van ondergrondse kabels kan een factor 3 keer zo duur zijn (bij het 380Kv net). Daarnaast is het onderhoud van het ondergrondse kabels lastiger en kunnen kabels minder elektriciteit transporteren dan lijnen; de kabel kan de warmte lastiger kwijt en is daardoor sneller gelimiteerd dat een bovengrondse lijn.
Naast de extra kosten is extra technisch personeel nodig om kabels te leggen, inspecteren en onderhouden. Technisch personeel is schaars. Hierdoor is er minder capaciteit voor andere netuitbreiding-projecten die congestie helpen op te verlichten.