Afgelopen jaar werden er in Nederland voor het eerst meer nieuwe elektrische dan benzineauto’s verkocht. Hoewel dat goed nieuws is, gaat de opmars van elektrisch personenvervoer niet snel genoeg om de doelstelling van 2030 te halen. Dat jaar moet 100 procent van alle nieuw verkochte auto’s elektrisch zijn.
Dat doel kan alleen worden gehaald als autokopers meer voordelen krijgen wanneer zij voor elektrisch kiezen, zoals meer subsidie en lagere belasting.
Het stimuleringsbeleid voor elektrisch rijden dan de overheid nu hanteert, met lagere bijtelling, aanschafsubsidies en korting op de motorrijtuigenbelasting, loopt tot 2025. Daarna is er niets. Omdat elektrische auto’s zwaarder zijn, betekent dat bijvoorbeeld dat een autobezitter na 2025 meer motorrijtuigenbelasting voor een elektrische auto betaalt dan voor een benzineauto.
De inschatting is dat we daardoor in 2030 blijven hangen op 50 tot 70 procent.
Dat is een probleem, want volgens het Parijs-akkoord moet 7,4 miljoen ton CO2-reductie uit mobiliteit komen. De regering heeft dat doel opgehoogd tot 11 miljoen ton. Dat is alleen haalbaar als alle auto’s die nieuw worden verkocht in 2030 elektrisch zijn.
Hoewel Nederland ooit voorop ging in de transitie naar elektrisch personenvervoer, is dat nu niet meer het geval. Dat komt door wisselend overheidsbeleid, maar ook door verkeerde beeldvorming. Er zouden te weinig laadpalen zijn en elektrische auto’s zouden meer brandgevaarlijk zijn.
De overheid moet elektrisch rijden daarom zeker tot 2030 blijven stimuleren. En zich ook inzetten om de transitie te versnellen.